Menu
Filters
 

Roger Derong

Tuesday 6 April 2010

 

Con Bravura : Roger Deronge en zijn muziek voor blaasorkest.

Tervuren is een plaats in Vlaams-Brabant waar je komt om gezapig te wandelen op een zondagmiddag (A Sunday Afternoon Walk) in het Zoniënwoud (Silva Carbonaria) of desnoods om een ijsje te eten in de beste crèmerie van het land.  Tervuren is een plaats om zonder zorgen te relaxen en dat wist Koning Leopold II al in zijn tijd; hij liet er riante bouwsels na (About Kings and Dukes). Om muziek te maken was ik er vóór het midden van de jaren '90 nog nooit geweest.  Ooit was ik in mijn jonge jaren wel enkele mensen uit de streek van Tervuren tegengekomen op de Play-In's van het Muziekverbond van België.  Maar wist ik toen veel dat ze (Pieter en Régine Schabon en achter de fagot Chantal Derongé) later nog als link zouden kunnen dienen voor dit componistenportret.

De plaatselijke Verenigde Harmonie Fura werd er gesticht in 1986 uit de fusie van de Koninklijke Harmonie Tervuren en de Koninklijke  Harmonie Concordia.  Beide verenigingen hadden een rijk muzikaal verleden maar besloten om te gaan samenwerken om de toekomst beter te kunnen overleven.  Onder leiding van hun dirigent Roger Derongé werd aan een intense jeugdwerking gedaan als wissel op de toekomst.  Toen Roger na acht jaar besloot om de dirigeerstok door te geven was dit mijn eerste kennismaking in mei 1994 met Tervuren als 'muziekstad' en met het dirigeren van een harmonieorkest in mijn onmiddellijke buurt.

Wat ik mij nog steeds herinner zijn de lange repetities (vooral vanaf 22u30 in de plaatselijke taverne Narixa), een onvolprezen karaoke-vertoning in de buurt van de Leuvense oude markt en één zinnetje van hun toenmalig voorzitter Hubert De Groodt: 'Ge moet eens iets opzetten van onze vroegere chef;  hij heeft een paar toffe werkjes gemaakt,  ook iets waar ge moet in fluiten'.

Over hun vroegere chef gaat dit verhaal namelijk, geboren Tervurenaar en in die tijd druk in de weer met zijn eerste compositiestappen: Roger Derongé.

Eerste muzikale stappen - Tervuren

Roger Derongé werd geboren in Brussel in 1958 en groeide op in Tervuren waar hij op zesjarige leeftijd zijn eerste muzikale kennis verwierf binnen de toenmalige Koninklijke Harmonie Tervuren (in de volksmond 't Koper genoemd).  De andere harmonie uit Tervuren, Concordia ('de Breebroeken') zou samen met een harmonie uit Wezembeek nadien de basis vormen voor de Verenigde Harmonie Fura. Dirigenten van deze harmonie waren onder andere Victor Cluts (klarinettist bij de Gidsen), Jozef Berden en nadien Lucien Vannetelbosch.  

Binnen de Koninklijke Harmonie Tervuren ontstond in de jaren '70 ook een jeugdharmonieorkest.  Dit jeugdorkest werd later onafhankelijk en kreeg de naam 'Bravoer'; het stond onder leiding van Felix Derongé (oom van Roger en vader van Chantal).  Al op jonge leeftijd blijkt de ambitie van Roger; op zijn farde van de harmonie noteert hij met trots: Roger Derongé: beroepsmuzikant !

 Tervuren had in die tijd nog geen muziekschool. In Hoeilaart volgde Derongé (na een stevige fietstocht) de lessen notenleer en trompet bij Roland Steeno en slagwerk bij Armand Van De Walle.  Deze laatste drumde in het voormalige BRT -Jazzorkest van Francis Bay en richtte met zijn slagwerkleerlingen een eigen ensemble op: The Young Drummers.  Als 16-jarige maakte Roger Derongé zijn eerste arrangementen voor dit slagwerkensemble dat toen heel wat bekendheid genoot. Ze hadden veel optredens (tot in Nederland toe)  en speelden o.a. voor de radio. Onder  deze jonge drummers vinden we een aantal namen terug die nadien bekende slagwerkers werden : Jan De Haes, Frank Michiels, Patrick De Smet, Luc Vanden Bosch, Mark Snackaert en dus ook Roger Derongé.  In de klas van Armand Van De Walle maakte Roger zijn slagwerkstudie af en behaalde er de regeringsmedaille. Voor trompet trok hij richting kunsthumaniora in Brussel.

 Brussel

In de kunsthumaniora krijgt hij trompetles van François Van Kerkhoven (cornetsolo van de Muziekkapel van de Gidsen en trompettist in het koperkwintet van Theo Mertens).  Zijn copain- de-route, Mark Snackaert, trekt mee naar de kunsthumaniora en krijgt er les van Jean-Pierre Leveugle (eerste dirigent van de Brassband Midden-Brabant). De wekelijkse repetities van de Koninklijke Harmonie van Tervuren zal hij moeten missen want vanaf nu zit hij op internaat in de hoofdstad.

Na zijn opleiding aan de kunsthumaniora trekt hij naar het Koninklijk Muziekconservatorium in Brussel.  Hij volgt er trompetles in de klas van Jerome De Brouwer die werd geassisteerd door Werner Roelstraete (de eerste dirigent van de Kortrijk Brassband).  Zijn medestudenten waren o.a. Guy Godts, Freddy Tollenbeek, Jan Loris en Patrick Mortier. Roger volgt er ook de lessen harmonie  bij Jan Van Landeghem en André Laporte (samen met o.a. Luc Brewaeys).  In Brussel volgt hij vanaf 1980 ook de driejarige opleiding hafabra-directie  in de klas van Jan Segers.  Tijdens deze opleiding krijgt Derongé niet alleen de smaak en de kennis van het dirigeren te pakken maar Segers is ook zijn mentor bij zijn eerste probeersels in compositie en orkestratie.  Zijn eerste arrangement was muziek van Rogier Van Otterloo, zijn Rosa Turbinata uit de film Turks Fruit (allicht bekender omwille van de beelden dan het geluid).  Segers kon deze eerste stappen in het arrangeren in de juiste richting sturen. In deze periode componeerde Roger Derongé ook zijn eerste marsen (Fura Mars en Genea  voor de geboorte van zijn zoon).

Het Harmonieorkest van het Conservatorium had toen onder leiding van Jan Segers een stevige reputatie en kreeg de volle medewerking van de toenmalig directeur Kamiel d'Hooghe. Jan Segers wist het orkest uit te bouwen tot dé ideale leerschool voor jonge preprofessionele muzikanten en dirigenten. Roger Derongé zat er aan de trompetlessenaar en rondom hem zaten in die tijd o.a. Karel Van Wijnendaele (euphonium), Hugo Matthijsen en Robert Leveugle (bastuba), Johan Van Iseghem (trombone), Rudy Haemers (saxofoon), Luc Bartholomeus en Luc Bergé (hoorn).  Zijn medestudenten en aspirantdirigenten in die tijd waren onder meer Karel De Wolf, François De Ridder, Luc Brewaeys, Frans Violet en Mark Snackaert.  Op zijn eindexamen in 1982 dirigeerde Roger Derongé het harmonieorkest van het Conservatorium met de First Suite van Gustav Holst en de Dahomeese Rapsodie van August De Boeck.

Nadien volgde hij nog privélessen contrapunt bij Peter Theys.

Eerste composities

Zijn componeren is begonnen vanuit  het dirigeren ('Ik ga toch ook eens iets proberen te schrijven') en eigenlijk was hij hierin autodidact.  Zijn enige echte leermeester was Jan Segers die hem in de cursus hafabra-directie de knepen leerde die hij moest toepassen om zo optimaal mogelijk te orkestreren voor een amateursorkest. Het is de vraag of Derongé ooit zou gecomponeerd hebben mocht hij niet gedirigeerd hebben; bijna al zijn werken voor blaasorkest hebben immers een link met zijn eigen koperensemble Bravoer. Hij schrijft vaak speciaal voor dit orkest en bijna jaarlijks staat er  een werk van hem op het programma. In die periode liet hij zich vooral inspireren door filmmuziek.

Lesgeven

Terwijl hij zijn opleiding vervolmaakt aan het conservatorium gaat hij al lesgeven aan de academie van Lennik. Directeur Pol Peeters was voordien nog zijn leraar piano aan de kunsthumaniora. Na zijn conservatoriumopleiding gaat hij ook lesgeven aan de muziekacademie van Sint-Pieters -Woluwe bij Marcel Hanssens, zijn leraar transpositie aan het conservatorium. In Tervuren wordt hij leraar muzikale opvoeding in het dagonderwijs: eerst twee jaar aan het Atheneum (toen hij amper 19 was) en nadien acht jaar lang aan het GITO te Overijse en Tervuren. Nadien blijft hij fulltime aan de slag  in het muziekonderwijs en wordt hij leraar trompet, samenspel en instrumentaal ensemble. Nu nog is hij fulltime leraar koper in Tervuren en Oud-Heverlee.

Uitvoerder

In de jaren '80 is Derongé actief op zeer uiteenlopende fronten.  Na zijn conservatoriumjaren krijgt hij geregeld de kans om als jonge professioneel als losse medewerker mee te spelen in het Filharmonisch Orkest van de BRT.  Hier steekt hij veel op van de manier van werken van dirigent Fernand Terby en de vele gastdirigenten.  Zelf heeft hij nog goede herinneringen aan een optreden samen met Vangelis en het Filharmonisch Orkest van de BRT in het Koninklijk Circus te Brussel.

In het orkest van de BRT ontmoet hij Frans Violet die hem weet te overtuigen om in de beginperiode van zijn Brassband Willebroek een tweetal jaren mee te spelen.  Uit deze periode onthoudt hij vooral de aandacht van Frans Violet voor een voor hem typerende stijl en sound.   In zijn eigen streek hoorde Derongé in die periode wel de Brabantse Brassband spelen maar die had toen op hem geen directe invloed. Hij speelde toen trouwens nog geen cornet en was vooral nog bezig met het spelen in harmonieorkestenIn een latere periode speelde hij ook een tijdje met Brassband Buizingen als cornettist.

Van al deze verschillende orkesten en dirigenten vond hij het zeer leerrijk om de 'trukken van het dirigeren te leren want het is altijd interessant om anderen aan het werk te zien.'

Hij werd gevraagd om samen met de Vlaamse folkgroep Rum te musiceren.  Hij verleende zijn medewerking aan de BRT-productie 'Het Zwarte Goud' waarin liederen uit heel Europa werden gebracht die vertellen over het mijnwerkersleven.  Hieraan werkten o.a. Dree Peremans, Wannes van de Velde, Juan Masondo, Dirk Van Esbroeck, Marc Godfroid, Pat Kilbride en Maurice le Gaulois mee.  Dit internationale gezelschap toerde gedurende twee jaren door heel Vlaanderen, Wallonië, Nederland en Duitsland.  Samen met o.a. Jan Hautekiet, Frakke Arn, Erik Melaerts en Tars Lootens, verzorgde hij de muziek voor de film 'Brussel' van Mark Sebille.

Zelf speelt hij veel in de combinatie trompet en orgel en met zijn koperkwartet Quatre Brass  waarvoor hij veel arrangementen maakt.

Dirigent/componist 

In 1994 werd Bravoer omgevormd van harmonieorkest tot koperensemble en voor dit orkest componeert Roger Derongé sindsdien 'con bravura' het gros van zijn werken.  Binnen zijn werkenlijst zien we ook de geleidelijk parallelle evolutie die Bravoer kent van koperensemble naar een volwaardige brassband.  Gelijktijdig met het stijgen van het niveau van Bravoer worden ook de werken van Derongé stilaan van een hogere moeilijkheidsgraad.  De aanvankelijke concertwerken van tweede en eerste afdeling schuiven stilaan op richting uitmuntendheid en ereafdeling.  Samen met de moeilijkheidsgraad ontwikkelt Derongé ook meer een persoonlijke stijl, los van zijn vroegere invloeden.   

Stijlen en invloeden

Als we vragen naar welke componisten we als zijn voornaamste invloeden kunnen beschouwen vallen vooral de namen van Philip Sparke,  Astor Piazzolla, Andrew Lloyd Webber en André Waignein. Ook filmcomponisten als Ennio Morricone en John Williams en  in mindere mate Hans Zimmer en Elmer Bernstein zetten een stempel op zijn composities.

Melodie

Philip Sparke bewondert hij vooral omwille van zijn mooie melodisch manier van schrijven en zijn originaliteit.  In About Kings and Dukes vinden we zeker in het versnipperd deeltje vóór de finale een knipoog naar Sparke's  A Malvern Suite.  Ook in het melodisch materiaal van A Ticket to Two Thousand blijkt de bewondering voor de muziek van deze Britse grootmeester.

Een minder bewuste maar wel herkenbare invloed in de kortere, eenvoudige wedstrijdstukken is ook misschien André Waignein geweest wiens muziek in de beginperiode van Derongé's componeren veel gespeeld werd. Zelf herinnert hij zich zeker zijn Air for Winds en Life.   De overeenkomsten van sterke melodieën en een verder gevorderde harmonie vinden we terug in Accolades en Different Faces.  Gemene delers met de muziek van Waignein zijn bovendien de eenvoud en het gegeven dat beider werken goed en fris klinken.

Ennio Morricone was zijn favoriete componist toen hij 12 jaar was en zijn muziek had  een invloed op zijn eerste werken. In Close to the Edge en in het tweede deel van Different Faces horen we deze invloed het best.

De Amerikaanse filmmuziek van John Williams is vooral (bewust) te horen in Paragon (wat een soort persoonlijke versie is van de mars uit The Raiders of the Lost Ark en onbewust in The Messenger.

Andrew Lloyd Webber is ook een componist die hem aanspreekt en in sommige van Derongé's werken vinden we vergelijkbare harmonische wendingen en de grote melodische lijnen die doen denken aan de finale van sommige van Webber's musicals.  Deze invloeden horen we zeker in de middendelen  van From Source to Sea en Silva Carbonaria.

Ritme

Naast het melodisch aspect is zeker ook het ritme een belangrijke factor in Derongé's muziek.  Eén van de invloeden is zeker Astor Piazzolla. Derongé heeft veel geluisterd naar zijn muziek en het blijft één van zijn favoriete componisten.  Hij heeft de muziek van Piazzolla ook zelf gespeeld in de jaren '90 toen hij meewerkte aan de theaterproductie 'Honderd jaar eenzaamheid' naar het gelijknamige boek van Gabriel Garcia Marquez.  Teksten  van actrice Katelijne Billet werden ondersteund door de Zuid-Amerikaanse klanken en de muziek van Piazzolla waarvoor Roger de arrangementen maakte.

Veel aandacht voor het ritme en  Latijns-Amerikaanse invloeden vinden we terug in Different Faces en From Source to Sea, in de finale uit Silva Carbonaria en het laatste deel van Milford Sound.

Naast de bewondering voor de muziek van Piazzolla zijn waarschijnlijk ook onbewust zijn ervaring uit zijn combo en big-bandmuziekperiode en zijn slagwerkverleden hierin van belang geweest.  Met zijn combo speelt hij immers ook veel Latijns-Amerikaanse muziek. 

Als voornaamste kenmerken blijven zijn zoektocht naar eenvoudige melodieën die goed klinken voor het publiek primeren: zijn muziek is toegankelijk, melodisch, tonaal en pedagogisch interessant om als dirigent mee aan de slag te gaan.

Zijn beste werken vindt de componist diegene die het vlotst geschreven werden zoals Paragon en de Hymn to the Sun. Zelf vindt hij ook zijn Milford Sound en About Kings and Dukes van zijn beste werken. Meestal vanuit brassband gedacht.

Als we pijlen naar zijn toekomstplannen hoopt de componist dat hij ooit eens de kans krijgt muziek voor een film te schrijven. Verder wil hij uiteraard nog meer blaasmuziek componeren.

Als hij kritisch vanaf de zijlijn de evolutie van de brassbands in Vlaanderen bekijkt valt hem de enorme evolutie op van de voorbije twintig jaar. Ook het hoge niveau in de laagste afdelingen valt hem op.

Bij het componeren vindt hij meestal het vinden van een goedklinkende titel nog het grootste probleem. Hierbij krijgt hij de hulp van zijn vrouw die meestal de passende titels zoekt; een perfect huwelijk: zij het woord, hij de muziek: con bravura ! 

Chronologische werkenlijst

Een aantal vroege werken dateren uit de periode dat Bravoer een harmonieorkest was : A Sunday Afternoon Walk (met het reeds geciteerde 'gefluit') en Different Faces (oorspronkelijk slechts tweedelig als Two Faces - het derde deel werd er later aan toegevoegd voor de uitgave), Frottin' Blues en Polka.

A Sunday Afternoon walk

Een bont gezelschap wil zich op een zomerse zondagmiddag al wandelend vrijmaken van de dagelijkse drukte. Al fluitend horen wij hen in de verte aankomen. Tussendoor wordt er even gerust waarbij het vrouwelijk gezelschap zich afzondert om, al kwetterend, na te praten over de voorbije week. De mannen (bassen) ondernemen vergeefse pogingen om er een woordje tussen te krijgen.  Na enige tijd wordt de wandeling verder gezet en hoort men de melodie geleidelijk uitsterven.

Different Faces

Zoals de titel laat vermoeden handelt deze driedelige compositie over drie verschillende karakters. In het eerste deel weerspiegelt zich het conflictueuze type. Na de inleiding krijgen we twee contrasterende thema's: een eerste ritmisch en extravert en een tweede, meer melodisch, vriendelijk en sentimenteel thema. In het tweede deel zien we het empathische type: in dit langzame en expressieve deel geeft de componist het meevoelen met de anderen weer. In de finale maken we kennis met het dynamische type. Door deze snelle beweging met accenten en ritmische ondersteuning komen we terecht bij een actief en energiek karakter.

 The Frottin' Blues is een blues in swingstijl met in het middendeel twee uitgeschreven improvisaties.  Een 'Frottin Blues' was de naam die men in de jaren '40 en '50 gaf aan wat men later 'ne slow' of 'ne plekker' pleegde te noemen.  Het was een dans waarbij de twee danspartners mekaar zo innig omhelsden dat ze hun lichamen tegen mekaar aanwreven ('frottin' van het Franse 'frotter').  De dansers bewogen zich haast niet over de dansvloer maar bleven quasi de hele tijd op één en dezelfde vloertegel staan, of te wel: 'Trekt heur  mo ne kie geud teigen ave gillei!'

Polka is geschreven voor 2 solisten. En tja, wat kan men nog meer vertellen over een polka?  Da's toch gewoon... een polka!

The Messenger dateert uit 1994 en maakte hij voor het koperensemble Bravoer.  Deze openingsfanfare is oorspronkelijk gedacht voor slechts tien kopers en nadien bewerkt voor een volledige brassband.  Je kan het trouwens perfect spelen vanaf acht muzikanten en één pauk. Bravoer speelde dit werkje tijdens zijn allereerste Night of the Brass.

Een 'messenger' of een heraut, was diegene die in de middeleeuwen met luide stem de bevolking op het marktplein bij mekaar riep om belangrijke berichten mee te delen. De heraut was ook diegene die ter gelegenheid van de zgn. 'blijde intredes', de stoet vooraf  ging terwijl hij de toeschouwers die langs de weg stonden, geldstukken toewierp om het feest nog meer luister bij te zetten.

In 1990 componeerde hij zijn meest bekende werk tot nog toe, Paragon.  Het is niet alleen zijn meest gespeelde werk maar ook datgene dat hij het snelst op papier zette ('op een dag of twee').  Het valt hem op dat stukken die het vlotst gecomponeerd worden nadien ook het meest gespeeld worden.  Zijn motto 'als je begint te knoeien kan je het beter weggooien', heeft allicht een grond van waarheid... Ook enkele latere stukken (waaronder de Hymn to the Sun, Just a little Song en Accolades) zijn relatief snel gecomponeerd.

Paragon is een krachtig werk met veel energie dat kan gebruikt worden als ouverture en als slot.  Het opent met een statige inleiding waarbij de melodie ondersteund wordt door een steeds terugkerend ritmisch ostinaat. Na deze introductie met een overwegend ritmisch karakter komt een melodieus tweede thema. Paragon besluit met de herneming van het eerste thema en eindigt met een apotheose.

Beyond the Universe

Tijdens deze compositie wordt u meegevoerd op een reis naar het onbekende, het heelal voorbij.  In een roes van vitaliteit, waarin accenten en dissonanten het overwicht hebben, treden we binnen in een mysterieuze wereld die de aanwezigheid laat vermoeden van een enorme hoeveelheid energie, die zich bundelt tot een krachtige explosie, een nieuwe oerknal, een vorm van nieuw leven.

Close to the Edge

Edge is het Engelse woord voor 'rand' of 'scherpe kant'.  Close to the Edge zou in ruime zin kunnen betekenen: 'op het scherp van de snee'. Het werk begint dan ook zeer delicaat om een  mysterieuze sfeer op te wekken.  Door meerdere instrumenten toe te voegen krijgen we een natuurlijk crescendo en ontstaat er een zekere spanning die eindigt in een dissonant die tevens het sneller gedeelte aankondigt. Deze beweging bevat melodische cellen van de inleiding maar met een majestueus karakter. De solisten krijgen in het middendeel de kans zich expressief uit te leven. Motieven uit het eerste deel en nieuw thematisch materiaal worden met elkaar versmolten. Het cantabile wordt hier ten volle benut.   In de finale worden alle thema's contrapuntisch samengebracht. Het werk eindigt met een krachtig slotakkoord.

Milford Sound  componeerde hij in 2003 voor Bravoer en het werd door hen voor het eerst gespeeld  tijdens hun kerkconcert van dat jaar.  Het is een zeer filmisch werk in drie doorgecomponeerde deeltjes en de componist vond zijn inspiratie bij het doorbladeren van de  natuurboekjes van National Geographic.  De muziek groeide stilletjes aan in zijn hoofd tijdens het lezen van het meeslepende reisverslag en het bekijken van de schitterende foto's. Over de taal van de foto's en over de tekst heen voelde Derongé de 'sound' die dit eiland typeert.

Milford Sound is de naam van het meest noordelijk gelegen fjord van Fiordland, een eiland bij Nieuw-Zeeland.  Dit 22 km lange fjord ondergaat nu nog steeds een voortdurende metamorfose door de onophoudelijke inwerking van aardbevingen en aardverschuivingen en is als het ware een 'onvoltooide symfonie van de aarde'.  Volgens de legende zijn de immense fjorden, met hun steile rotswanden en watervallen van vele honderden meters diep, het werk van Tu-te-raki-whanoa, een mythologische supermens die met een grote bijl inhammen hakte in de door de golven kapot gebeukte kustlijn.  Milford Sound van Roger Derongé is een interpretatie van de sfeer in het land van de godheid Tu-te-raki-whanoa, zoals die al gedurende vele eeuwen rondwaart op het eiland Milford Sound.

Accolades  componeerde hij oorspronkelijk voor fanfareorkest  voor de compositiewedstrijd van De Muziekgolf in 20  Winnaar werd toen Bert Appermont met zijn Rapunzel.   Zowel in teksten als in de muziek worden accolades gebruikt om één of meerdere regels met elkaar te verbinden.  Wat weinigen misschien weten is dat accolade ook betekent: omhelzing, omarming.  Net als een accolade brengt en houdt muziek mensen bij elkaar. Dit driedelig werk is een typisch wedstrijdwerk dat speciaal geschreven is voor de lagere afdelingen.

Hymn to the Sun in een eenvoudige hymne die hij maakte voor Bravoer en is ook bewerkt voor symfonisch orkest (schoolorkest).  Vermits hij voor zijn eigen orkest altijd koralen gebruikt als inspeelmateriaal besloot Derongé zelf om ook eens een koraal te schrijven. Hij componeerde het zeer snel en is eenvoudig doch succesvol.  Hymn to the Sun werd geschreven in de natte, sombere zomer van 2007, in een poging hierdoor een beetje zon in huis te halen.  Daarnaast is het werkje, in tedere herinnering, opgedragen aan een heel geliefd persoon, die zich ook ergens daarboven bevindt.

 Zijn solowerken componeerde hij telkens met bepaalde solisten in het achterhoofd.  Walking on Music  componeerde hij in 2004 voor het tiende Kerkconcert van Bravoer met Stef Pillaert als solist. Naar analogie van Philip Sparke's Song for Ina kiest hij ervoor om de lyrische euphoniumlijn enkel te laten begeleiden met een beperkte bezetting.  Het werd zijn meest succesvolle solowerk tot nog toe en is opgenomen op CD door Steven Mead met de Whitburn Band en Nick Ost met de Fodens Band en ook andere vooraanstaande euphoniumspelers waaronder Stef Pillaert, Renato Meli en Glenn Van Looy hebben het op hun repertoire.  Stef  Pillaert is iemand die op geregelde tijdstippen opduikt in het muzikale leven van Bravoer.  Als tiener nam hij al deel aan de Play-Ins van Bravoer en later soleerde hij er een aantal keren mee.  Stef Pillaert en Bravoer dragen mekaar duidelijk een warm hart toe.  De compositie bestaat uit een overwegend lyrische melodie waarbij de begeleiding bewust uiterst sober is gehouden.  De titel spreekt voor zich: wie Stef Pillaert aan het werk ziet, krijgt meteen het gevoel dat hij zich doorheen de muziekpartituur danst, dat hij letterlijk, haast 'wandelt op muziek'.

Song for Two componeerde hij acht  jaar geleden voor Kris Binon en Guy Godts voor het jaarlijkse  kerkconcert van Bravoer in 2002.  Nadien maakte hij een versie voor één enkele cornetsolist.  Song for Two schetst een muzikale conversatie tussen twee gesprekspartners: het orkest enerzijds en de solist op cornet anderzijds. In deze song drukt de solist zich vooral lyrisch en expressief uit. De melodie wordt overgenomen door het orkest; de solist zelf krijgt weinig rust want hij moet zorgen voor een improvisatorische tegenmelodie.

Just a little Song is een kort solowerkje voor bugel dat op de CD voor het eerst gespeeld wordt door Sébastien Rousseau.  Zoals  de titel aangeeft gaat het hier om een klein, schattig, lieflijk liedje. En een schattig melodietje moet natuurlijk door een zacht instrument worden vertolkt: de bugel.

A Ticket to Two Thousand dateert uit 1997 en won een prijs in de compositiewedstrijd van de Provincie Vlaams-Brabant.    A Ticket to Two Thousand werd geschreven vanuit een Fin de Siècle-gevoel.  De zachte inzet van de solocornetten, bijgestaan door steeds meer instrumenten, geeft het duistere, de verwarring van deze periode aan, het gevoel niet-te-weten-waarheen.   Het tempo wordt opgedreven, de euphoniums introduceren het hoofdthema, ondersteund door een ritmische begeleiding.  De romantiek die gepaard gaat met een millenniumwisseling wordt in het middendeel vertolkt door de cornetsolo die een romantische, koraalachtige melodie brengt.  In het daaropvolgende vivo tempo wordt de ritmische begeleiding uit het eerste deel herhaald en u herkent het hoofdthema.  Het werk eindigt met een levendige mars waarin twee nieuwe thema's worden aangebracht, twee contrasterende thema's die met mekaar een dialoog voeren: nostalgie om wat voorbij is, angst en tegelijk nieuwsgierigheid om wat komen zal.

Silva Carbonaria is een werk uit 2004 dat origineel werd gedacht voor harmonieorkest.  Met dit werk haalde Roger Derogné de kwartfinale tijdens  de Coups de Vents compositiewedstrijd te Lille.  Uit meer dan 200 inzendingen werd dit werk bijzonder geapprecieerd door Philippe Langlet,  artistiek directeur en dirigent van dit evenement.. Langlet nam het op in zijn repertoire en is er de wereld mee rondgetrokken.  Ook tijdens de compositiewedstrijd van de Provincie Vlaams-Brabant kreeg Roger Derongé hiervoor een aanmoedigingsprijs. Vermits reglementair één enkel componist maar éénmaal mocht winnen werd Roger vriendelijk verzocht de gewonnen geldprijs terug te geven.  Het werk zelf is trouwens gebaseerd op het vroegere Kolenwoud.  Voor Roger zijn de Tervurense bossen geen onbekende, hij gaat er graag en veel wandelen met zijn labrador.  Dit doorgecomponeerd werk bestaat uit drie delen en het eerste deel klinkt bijna als een volkslied.  In zijn 'De Bello Gallico', schrijft Julius Caesar vaak over de bossen in het land van de Belgen.  In die geschriften gaat het steevast over het Silva Carbonaria of het kolenwoud.  In de periode waarin de Romeinen heer en meester waren in onze contreien,  gebeurden de eerste verbrokkelingen van dit immense woud.  Het bos maakte gaandeweg plaats voor landbouw en werd verdeeld door de ontginning van houtskool, vandaar de naam Kolenwoud of Silva Carbonaria.  Het Zoniënwoud, Heverleebos en het Meerdaalwoud zijn de laatste grote overgebleven bosgebieden in Midden-Brabant.

 Voor Brassband Buizingen componeerde hij twee werken : Ceremonial Festival als openingswerk voor het tiende Valentijnsconcer van Brassband Buizingen in 2002 en Musica Flandria in 2006.  Ceremonial Festival wordt gekenmerkt door ritmische en fanfareachtige inzetten. Na de inleiding volgt een opeenvolging van speelse en melodische thema's die worden ondersteund door heel wat slagwerkeffecten.   Musica Flandria is bedacht als een 'concept piece' naar analogie van verschillende meerdelige werken van Peter Graham in vergelijkbare stijl.  Peter Graham baseerde zijn Cry of the Celts, Windows of the World, Gaelforce, Call of the Cossacks, Day of the Dragon en Sirocco op bekende melodieën uit respectievelijk de Keltische sfeer, Ierland, de wereldmuziek, de zigeunermuziek, Wales en Zuid-Europese landen.  De vraag van dirigent Luc Vertommen was om iets gelijkaardigs te componeren op thema's uit onze contreien.  Brassband Buizingen speelde dit werk voor het eerst tijdens het Nieuwjaarsconcert van de Provincie Vlaams-Brabant in 2006.

Roger's uitdaging bestond erin om de klippen van de Vier weverkens en Het Loze Vissertje te omzeilen en een keuze te vinden die een brassband kon bekoren.  Zijn zoektocht leidde uiteindelijk tot een vijfdelige suite :

1.Rosa willen wij dansen is een snelle volksdans.

2.Het tweede deel 'Mieke Stout' is een lieflijk samenspel tussen cornet, bugel en euphonium wat leidt tot een gezamenlijke dans. Dit lied vertelt het  verhaal van Mieke Stout met o.a. volgende strofe:

en 't is van Mieke stout

en 't is van Mieke stout

en als ze te lang op 't huske zit

dan wordt heur gatje koud

3.Het derde deel is een 'Romance' tussen twee bugels.

4.Het vierde deel is gebaseerd op een oogstlied: 'Dans rond de laatste graanschoof'.

5.De finale is een virtuoze contradans.

About Kings and Dukes

In About Kings and Dukes vertelt de componist over de vroegere glorie van zijn eigen woonplaats, Tervuren, gelegen in het groene hart van Vlaams-Brabant. De compositie verhaalt over de rol die de hertogen en latere heersers hebben gespeeld bij de uitbouw van dit dorp tot 'Parel aan de Brabantse Kroon'. Alles begon rond 1200 toen de Hertogen van Brabant zich in Tervuren kwamen vestigen. Vele decennia later deed Koning Leopold II zijn titel van Hertog van Brabant alle eer aan door op Tervuren een erg persoonlijke stempel te drukken die nog steeds zeer tastbaar aanwezig is: de Warande, de statige Tervurenlaan, het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, het arboretum, de tramverbinding Brussel-Tervuren, om maar enkele realisaties van Leopold II te noemen.

In de eerste twee delen van de compositie worden twee melodieën geïntroduceerd die de sfeer uitademen van het leven in en rond de adellijke hoven. In het derde deel wordt een nieuwe, mysterieuze melodie ingevoerd die leidt tot een majestueuze mars, hertogen en koningen waardig. Op het einde worden de drie melodieën samen gebracht: verleden en heden ontmoeten elkaar.

About Kings and Dukes, het verhaal van een rijke nalatenschap en van een schitterend cultureel erfgoed dat terug gaat tot de middeleeuwen maar waarvan de stempel tot op vandaag onuitwisbaar aanwezig is in het heerlijke Tervuren.

From source to Sea

In deze compositie wordt de loop van een rivier geschetst, van haar oorsprong tot de monding.  Het sobere begin geeft de bron weer, klein en nietig.  Langzaamaan groeit de rivier.  Tal van zijriviertjes die ze op haar weg ontmoet maken de rivier breder maar ook sneller en gevaarlijker.  Stroomversnellingen kondigen zich aan.  Even lijkt de rivier tot rust te komen maar al gauw nadert ze een enorme waterval;   het rivierwater stort zich met een razende vaart kolkend naar beneden.  Plots komen we in een idyllisch landschap terecht, vertolkt door de solocornet.  Kronkelend zet de rivier haar reis verder.  Na een lange tocht komt ze aan op haar bestemming; met nog een laatste stroomversnelling bereikt ze de oceaan.

Tribute to Astor Piazzolla componeerde hij origineel voor het symfonisch orkest van Grimbergen onder leiding van Christel De Wolf en Mark Snackaert.  Al lang geleden raakte Derongé gepassioneerd door de Latijns-Amerikaanse tangomuziek met haar dissonante akkoorden, erotische karakter en opzwepende ritmes.  Roger Derongé verleende in het verleden zijn medewerking aan muziekprojecten waarbij o.a.  Dirk Van Esbroeck, Juan Massondo en Alfredo Marcucci met hun Argentijnse roots Derongés passie voor dit genre nog meer aanwakkerden.  De 'herontdekker' van de Zuid-Amerikaanse tango is Astor Piazzolla, een begenadigd Argentijnse componist en bandoneonspeler die vanaf de jaren dertig de tangomuziek toegankelijk maakte van een ruim publiek.  Tot kort voor zijn dood in 1992 bleef hij actief in de muziekwereld en ook nu nog is Piazzolla's naam onlosmakelijk verbonden met de Latijns-Amerikaanse tango.  Roger Derongé raakte zo gefascineerd door Astor Piazzolla dat hij een ode schreef aan de 'vader aller vaderen van de tangomuziek'. 

 

© Copyright 2010  Luc Vertommen