Menu
Variations Symphoniques

Variations Symphoniques

1001
Composer Gilson Paul
Duration 22 min. 26 sec.
Difficulty 6 : Very difficult

Description

Tussen 1894 en 1910 componeerde Paul Gilson zes grote werken voor de Fanfare Wagnérienne. De Fanfare Wagnérienne was een groot koperensemble samengesteld uit leerlingen aan het Brusselse Conservatorium. Het werd gedirigeerd door Henri Séha van 1894 tot 1910 en de bezetting varieerde, afhankelijk van het aantal studenten, tussen minimum 12 spelers (1897) en en maximum 23 spelers (1901).

Variations Symphoniques is Gilsons meesterwerk van absolute instrumentale muziek. Hij combineert in dit uitgebreide werk zijn meest originele en inventieve ideeën met een uitzonderlijk rijk en persoonlijk kleurenpalet. Nog meer dan bij zijn andere werken werden deze variaties (in de verschillende versies en uitgaves) onderwerp van veranderingen en aanpassingen allerhande waardoor het werk meestal slechts in verkorte vorm werd uitgevoerd. De originele versie van deze variaties (met als titel Théme et variations pour trompettes, cors et trombones) die Gilson componeerde voor de Fanfare Wagnérienne, verschilt opmerkelijk met de latere versies voor andere orkestvormen.

De acht variaties en de finale van de Variations Symphoniques zijn gecomponeerd als een reeks van schilderachtige karaktertekeningen. Alle acht variateis zijn zeer verschillende pareltjes in een contrasterende volgorde en met een steeds toenemende technische moeilijkheidsgraad. De transformaties van het hoofdthema zijn gebaseerd op de ritmische verbreding of modificatie van het thema, modulaties of het toevoegen van nieuwe motieven aan het hoofdthema. Het origineel en zeer eenvoudig thema wordt zonder begeleiding voorgesteld door één solo bugel. De eerste variatie is nog zeer eenvoudig en bestaat uit de herhaling van het hoofdthema in alle bugels. Het is geharmoniseerd en wordt pianissimo begeleid door een eenvoudige zetting in de zachte instrumenten.

De tweede variatie, Marziale, is een combinatie van een militaire mars in de luide en lichte gedeeltes en een prociessiemars in een meer gematigd tempo. De eerste noot van het thema wordt iedere keer vrolijk benadrukt wat deze variatie zijn verfijnd en humoristisch karakter geeft.

De derde variatie is een langzame elegie: het thema wordt op verschillende manieren ontwikkeld. De hoorns en baritones zingen het getransformeerde thema als een soort van melancholisch cantilena waarna het wordt overgenomen door de bugels in lange noten. De doffe lange noten en de strenge gebroken akkoorden in de hoorns en trombones evoceren verre, gonzende klanken van doodsklokken.

De vierde variatie is een snelle en meer geanimeerde variatie waarvan het opgewekte karakter sterk contrasteert met de vorige variatie. In deze Duitse wals met de nadruk op de derde tel van de maat kunnen we ons inbeelden dat we op een Duitse kermis zijn. De zware en soms mank lopende tegentellen doen denken aan de dronken medemens.

In variatie 4a spelen de bassen het thema in een korte, onderbroken beweging. Deze variatie kent sombere wendingen naar meer obscure chromatiek.

De vijfde variatie is chromatisch en polyfoon, zijn karakter is een mooi voorbeeld van het academische aspect van Gilsons inspiratie. Het is een klankrijke variatie in strenge stijl met een sombere baslijn die op een vreemde maar diepzinnige manier vooruit lijkt te kruipen. Deze uiterst moeilijke variatie heeft geen enkel equivalent in de literatuur voor fanfareorkest of voor koperensemble uit deze periode.

De zesde variatie, Scherzo Russe heeft een Slavische opgewektheid met dansen en rapsodische zang vol ongewone ritmische wendingen. Deze Kozakkendans start met een pittoreske en bijne barbaarse uithaal met hamerende, snelle humoristische fanfares in het koper. Zij wisselen af met een intermezzo vol gepassioneerde en hijgende breeknoten en een golvende, slingerende melodie in de stijl van Borodin. Een trage dans, gesyncopeerd als een soort van humoreske, besluit deze variatie.

De zevende variatie is een nocturne die op een grootse manier contrasteert met de dynamiek van de vorige variatie. Boven lange aangehouden noten van de bassen komt een melancholische harmonie tevoorschijn, gezongen door de vier hoorns. Een dergelijke, verfijnde orkestratie kent zijn gelijken niet binnen het repertoire voor fanfareorkest van zijn tijd.

In de achtste en laatste variatie komt het thema voor als een lyrisch en grillig cantilena. De start van deze variatie doet denken aan een opera-aria en zet de toon voor de herneming van het hoofdthema. Een versiering met een romantische 'grupetto' neemt ons mee naar lyrische uitbarstingen, typisch voor de 'grand opéra'.

De finale is net als de vorige acht variaties gebouwd rond het hoofdthema en enkele bijkomende motieven. Het is een finale in grootse stijl, vol energie en drukke, wervelende polyfone passages met toonladderfiguren in diverse stijgende en dalende vormen.

De finale wordt onderbroken door de solo bugel die een nieuw contrasterend, lyrisch tweede thema voorstelt. Dan volgt een ontwikkelingsdeel dat gebouwd is op fragmenten uit de twee voorrnaamste motieven. Na de fortissimo herhaling van het tweede thema volgt een briljante coda waarin we de motieven uit de opening opnieuw horen in augmentatie en een vuurwerk met de korte maar brandende herhaling van het eerste thema.

 

Volledige opname op de CD Paul Gilson (1865-1942) Nationaal Jeugdfanfareorkest (NL) olv Danny Oosterman

Files

Product successfully added to your cart.