Description
Johan Evenepoel werd geboren in 1965 te Ninove en studeerde aan het Lemmensinstituut te Leuven waar hij een drievoudig laureaatsdiploma behaalde voor klarinet, kamermuziek en hafabra-directie. Momenteel is hij leraar klarinet en hafabra-directie aan de muziekacademies van Lennik en Halle. Daarnaast is hij dirigent van twee harmonieorkesten en een fanfareorkest en fungeert hij regelmatig als jurylid. Hij componeerde reeds een 90-tal werken en werd in het begin vaak omschreven als ‘jong en beloftevol’ maar is anno 2004 een vaste waarde binnen de Vlaamse blaasmuziekwereld. Zijn werken getuigen van originaliteit, inspiratie en een doorgedreven vakkennis. Zoals de mens is ook zijn muziek gekruid met een flinke portie persoonlijkheid, warmte en passie. In 2003 componeerde hij opnieuw in opdracht van Brassband Buizingen zijn ‘magnum opus’ Ginnungagap …. seeming emptiness. In 2004 werd dit werk aangeduid als plichtwerk voor de Nationale Nederlandse Brassbandkampioenschappen. De componist gebruikt in dit werk een aantal antifonale effecten door het orkest op te splitsen in twee groepen ‘scherp koper’ en een middengroep saxhoorns. De drie doorgecomponeerde delen exploreren de tegenstellingen warm-koud, virtuoos-kalm, goddelijk-menselijk ten volle. De literaire betekenis van ‘Ginnungagap’ is te zoeken in de Noorse mythologie: “Ginnungagap” is de gapende leegte tussen ‘Niflheim’, de sfeer van de ijzige kou en ‘Muspell’, de sfeer van de eeuwige hitte, nog voor mensen en goden bestonden. Diep in de woestenij van Niflheim vertrokken uit de bron ‘Hvergelmir’ elf rivieren, de ‘Elivagar’ genaamd. Een lange periode stroomden zij door Niflheim en bereikten ze de noordelijke gedeelten waar hun water bevroor. De ontstane ijsschotsen zweefden door de leegte van Ginnungagap. Sommige smolten door de hitte van Muspell waardoor er zich smeltwater vormde tussen het ijs en de sneeuw. Hier ontstond het leven ! De eerste levende wezens waren ‘Audhumla’ de oerkoe en de vorstreuzen, waaronder ‘Ymir’. Audhumla likte ‘Buri’, de stamvader van de goden, uit het ijs vrij. Zij likte op een dag zijn haar uit het ijs, op een tweede dag zijn hoofd en op een derde zijn hele lichaam. Buri’s zoon ‘Bor’ trouwde met een vorstreuzin en kreeg drie zoons, ‘Odin’, ‘Vili’ en ‘Ve’ welke de vorstreus Ymir doodden en zijn lichaam naar het middelpunt van Ginnungagap brachten. Daar maakten ze er ‘Midgard’, de mensenwereld van. Ymirs vlees werd de aarde, zijn gebeente de bergen, zijn haren de bomen en zijn bloed vormde meren en zeeën. Van zijn schedel werd de hemel gemaakt, die op vier punten werd getorst door de dwergen ‘Nordi’, ‘Sudri’, ‘Austri’ en ‘Westri’. In Ginnungagap kon de strijd tussen goden en mensen beginnen… Johan Evenepoel, né à Ninove en 1965, a étudié au Lemmensinstituut où il a obtenu les diplômes de Lauréat pour la clarinette, la musique de chambre et la direction hafabra. Il est actuellement professeur de clarinette et de direction hafabra aux académies de musique de Lennik et de Hal. De plus, il dirige deux harmonies et une fanfare, et siège régulierement dans des jurys musicaux. Qualifié à ses débuts de ‘ jeune compositeur flamand prometteur’, auteur d’une nonantaine d’œuvres, il représente en 2004 une valeur sûre dans le monde de la musique flamande pour vents. Ses compositions font preuve d’originalité, d’inspiration et d’une profonde connaissance du métier. Tout comme Johan, sa musique est toute empreinte de personnalité, de chaleur et de passion. En 2003, il a de nouveau répondu à une commande du Brass Band Buizingen pour son ‘opus magum’, Ginnungagap… seeming emptiness. L’œuvre a été sélectionnée comme imposé lors des Championnats nationaux des Pays-Bas en 2004. Le compositeur a utilisé des effets de spatialisation sonore ou ‘antiphonaux’ en divisant l’orchestre en trois groupes, deux groupes de « cuivres clairs » autour d’un groupe central de saxhorns. Les trois parties continues explorent en profondeur des oppositions telles que chaud-froid, virtuosité-calme, divin-humain. La signification littéraire de Ginnungagap est à rechercher dans la mythologie scandinave. ‘Ginnungagap’ représentait l’espace vide situé entre ‘Niflheim’, l’ère du froid glacial, et ‘Muspell’, l’ère de la chaleur et des flammes éternelles, existant bien avant l’apparition des hommes et des dieux. Au plus profond du néant de Niflheim, onze rivières nommées ‘Elivagar’ jaillirent de la source ‘Hvergelmir’. Durant une longue période, elles coulèrent à travers Niflheim avant d’atteindre les limites nord où leurs eaux gelèrent. D’immenses blocs de glace se formèrent alors dans le vide de Ginnungagap. Au contact de la chaleur de Niflheim, une partie de la glace fondit, formant une eau trouble parmi la glace et la neige. C’est précisément là que la vie apparut ! Les premiers êtres vivants furent ‘Audhumla’, la vache originelle, et le géant ‘Ymir’. En léchant la glace pour se nourrir, Audhumla façonna ‘Buri’, le patriarche des dieux : le premier jour, elle fit sortir de la glace ses cheveux, le deuxième jour sa tête, et le troisième jour, le reste de son corps. Le fils de Buri, ‘Bor’ épousa une géante et eut trois fils, ‘Odin’, ‘Vili’et ‘Ve’, qui tuèrent le géant de glace Ymir, jetant son corps au milieu de Ginnungagap. Ils en firent le ‘Midgard’, le monde des hommes. La chair d’Ymir devenant la terre, ses os les montagnes, ses cheveux les arbres, et son sang les lacs et les mers. Son crâne allait incarner le ciel et être porté par des nains dans quatre directions opposées : ‘Nordi’, ‘Sudri’, ‘Austri’ et ‘Westri’. Au cœur de Ginnungagap, la lutte entre les dieux et les hommes pouvait commencer… Johan Evenepoel was born in 1965 at Ninove in Belgium and studied at the Lemmensinstituut in Leuven where he obtained Laureat Diplomas in clarinet, chamber Music and band conducting. He is currently professor of clarinet and band conducting at the academies in Lennik and Hal. In addition to this he conducts several wind bands in Belgium and is regularly invited onto the judging panels of prestigious competitions. His debut gave him the title ‘most promising young Flemish composer’, and now the composer of around ninety works, he is held in very high esteem in the world of Flemish wind and brass music. His compositions reveal great originality of inspiration and a deep understanding of the medium in which he works. As with Johan himself, his compositions show a distinct pesonality of warmth and passion. Following a commission from the Buizingen band in 2001, he composed Choral of Hope. A further commission from the Brass Band Buizingen in 2003 was answered by Evenepoel’s ‘Magnum Opus’, Ginnungagap… seeming emptiness. This work has been selected as the set test-piece for the national brass band championships of the Netherlands in 2004. The composer has utilised sound-space (antiphonal) effects, dividing the band up into three groups : two of ‘Bright Brass’ positioned around a central group of saxhorns. These groups explore such contrasting moods as Hot-Cold, Virtuosity-Calm, Divine-Human. Ginnungagap ("seeming emptiness"), in the cosmology of Norse mythology, is the primordial void separating Niflheim and Muspell, the land of eternal ice and snow and the land of eternal heat and flame. In the beginning, before the world of men and gods existed, the spring Hvergelmir, deep in the frozen wastes of Niflheim, gave rise to eleven rivers known as the Elivagar. Over a long period of time, water of the Elivagar ran across Niflheim and poured into the northern part of Ginnungagap. The water froze, forming vast sheets of ice in the void. Hot air from Muspell melted some of the ice, creating a zone of meltwater amid the ice and snow. Here life began, and the first living thing was a frost giant. In Norse mythology, Ymir is the primordial giant and the progenitor of the race of frost giants. He was created from the melting ice of Niflheim, when it came in contact with the hot air from Muspell. From Ymir's sleeping body the first giants sprang forth: one of his legs fathered a son on his other leg, while from under his armpit a man and women grew out. The frost kept melting and from the drops the divine cow Audumla was created. From her udder flowed four rivers of milk, on which Ymir fed. The cow itself got nourishment by licking hoar frost and salt from the ice. On the evening of the first day the hair of a man appeared, on the second day the whole head and on the third day it became a man, Buri, the first god. His grandchildren are Odin, Ve and Vili. Odin and his brothers had no liking for Ymir, nor for the growing number of giants, and killed him. In the huge amount of blood that flowed from Ymir's wounds all the giants, except two, drowned. From the slain body the brothers created heaven and earth. They used the flesh to fill the Ginnungagap; his blood to create the lakes and the seas; from his unbroken bones they made the mountains; the giant's teeth and the fragments of his shattered bones became rocks and boulders and stones; trees were made from his hair, and the clouds from his brains. Odin and his brothers raised Ymir's skull and made the sky from it and beneath its four corners they placed a dwarf : ‘Nordi’, ‘Sudri’, ‘Austri’ and ‘Westri’. At the heart of Ginnungagap, the struggle between Gods and Men would now begin…
Files